Bijzondere bouwwerken

Café Hooidammen
Locatie: voor Hooidamsbrug
Huidige situatie: afgebroken


Evangelisatiegebouw De Steech
Locatie: Goartersreed 1
Huidige situatie: woning met klokkenmakerij

Voor de 2e Wereldoorlog worden er godsdienstige bijeenkomsten gehouden in de woning van wijlen R. v. d. Ploeg. Een aantal gezinnen, die van Hervormde origine zijn, kerken hier en elders. Ze kunnen zich niet vinden in de âld tsjerke, die als vrijzinnig bekend staat.

Op 9 november 1938 richt men de Evangelisatievereniging op Orthodox Hervormde grondslag op. Achttien hoofden van gezinnen besluiten tot deze daad. Het doel is de terugkeer van de orthodoxe richting op de preekstoel te realiseren. Een bestuur wordt gekozen om de nodige zaken te regelen, zoals bijvoorbeeld het regelen van een voorganger, die soms opgehaald moet worden en die ook wel de zondag blijft en overnacht. De woning wordt aangepast en door de week verhuurd, want alle inkomsten zijn welkom. De leden noemen de voormalige woning it lokaal of it gebou.

Op 21 juni 1942 valt in de kerkenraadsnotulen te lezen: ‘Enige leden houden bijeenkomsten van godsdienstige aard in een gehuurde woning. Men betreurt het en hoopt op hereniging’.
Door de week vinden er ook vergaderingen plaats, bijvoorbeeld door de eigen vrouwenvereniging.
De woning, eigendom van L. Douma uit Opeinde, wordt in 1955 aangekocht en vanwege de slechte staat waarin het zich bevindt, afgebroken. De ald tsjerke vindt dit een verkeerde beslissing.

In 1960 volgt er nieuwbouw die aan de Achterwei gestalte krijgt. Men is zeer content met deze plaats van samenkomst, immers prachtig gelegen in het centrum van het dorp. De plek krijgt de naam de Steech.
Toch worden er steeds meer contacten gelegd met de âld tsjerke en volgt er een voorzichtige toenadering. Vanaf 1957 kerkt de Evangelisatie ’s middags in de âld tsjerke en vinden in de Steech alleen nog bijzondere diensten en christelijke feestdagen plaats.

De Evangelisatie is niet gerechtigd avondmaal te vieren of te laten dopen. Daarvoor is men aangewezen op de Hervormde Kerk in Garijp, die orthodox te noemen is. De jongelui volgen daar de catechisatielessen. De leden van de Evangelisatie zijn financieel ook schatplichtig aan de âld tsjerke en bij benoeming van kerkenraadsleden is men dan ook actief.

In 1956 participeren drie ouderlingen van de Evangelisatie in de samenwerking met de kerkenraad van de âld tsjerke. De samenwerking wordt steeds hechter, alle ambtsdragers worden in een gezamenlijke dienst bevestigd en in 1972 besluit men samen het kerkblad De Toren uit te geven.

In het nummer van september 1972 schrijft men: ‘De kerkenraad verblijdt zich er over dat de samenwerking van de reeds geruime tijd bestaanhebbende groeperingen [modaliteiten] zo uitstekend is dat men gerust mag spreken van de ‘ene gemeente van Oudega’’.

De Steech wordt verhuurd aan particulieren en uiteindelijk verkocht.


Folksgebou
Locatie: Fabrykswei 4 (Folksgebou) & 6 (woning)
Huidige situatie
: bestaand

 

In 1910 wordt de pastorie van de Nederlandse Hervormde Kerk ingrijpend verbouwd.
Bij deze verbouw is inbegrepen de afbraak van het koetshuis en het leerhuis bij de pastorie. Omdat dit laatste gebouw niet gemist kan worden als vergaderruimte van de kerk, besluit men een nieuw leerhuis, leerkamer te bouwen op een andere plek. Op de grond, die bij de pastorie hoort, is een pleziertuin, een moestuin en een gedeelte wordt gebruikt als bouwland. De grond behoort bij de pastoralia, d.w.z. dat de predikant die grond beheert en de opbrengsten en inkomsten er van heeft. Ook buiten dit gebied heeft de predikant te Oudega bezittingen, hetzij een stuk grond, hetzij een boerderij. Deze pastoralia bepalen mede zijn inkomen.

De kavel, bedoelt voor het nieuwe leerhuis moet uit deze pastoralia gekocht worden. De kerkvoogdij is de aankopende partij namens de kerkelijke gemeente en de predikant, beheerder van de pastoralia, is de verkopende partij. Echter de Nederlandse Hervormde Gemeente is op dat moment vacant en dan mag de kerkvoogdij ook als verkopende partij van de pastoralia optreden. Zij krijgt daarvoor toestemming van het Provinciaal Kerkbestuur en op deze manier wordt het vlot geregeld, voordat ds. Carsjens de pastorie betreedt.

Van het afbraakmateriaal van de pastorie wordt het leerhuis gebouwd, wat nu Folksgebou genoemd wordt. In het bestekboekje van 1910, nodig voor de verbouw van de oude pastorie, staat aangegeven wat voor de bouw van het leerhuis gebruikt moet worden. Zo is de voordeur in het Folksgebou in het woongedeelte van de koster, na op maat gemaakt te zijn, de oude voordeur van de pastorie.

Zowel de pastorie als het Folksgebou hebben Jugendstil kenmerken. Deze kunststijl, ook wel art nouveau genoemd, komt op in de periode van 1890 tot 1910 en beïnvloedt de architectuur, de schilderkunst en het interieur. Het kenmerkt zich door gebogen lijnen en versiering aan de gevels en contrast tussen licht en donker. Vaak heeft zo’n gebouw een hoektorentje en een topgevel. Zie de voorkant van het pand.

In 1911 wordt de Coöperatieve Boerenleenbank in Oudega opgericht en ds. Carsjens wordt kassier en houdt zitting in het voorste gedeelte. Het voorste gedeelte heeft dus niet altijd gediend als kosterswoning. Pas als de kosterswoning aan de Fabrykswei 1 wordt verkocht, verhuist de toenamilige koster naar het voorste gedeelte van het Folksgebouw en is dit voortaan de woning van de koster van de Sint-Agathatsjerke.

Na het vertrek van de laatste koster in 2024 wordt de woning gebruikt als opvanglocatie van vluchtelingen uit Oekraïne, het achterste gedeelte blijft zijn functie behouden.


Gereformeerde kerk, school & pastorie aan de Achterwei
Locatie: Achterwei
Huidige situatie: niet meer bestaand

Tekening P. de Vries: van links naar rechts: Pastorie [Achterwei 31]; Schoolhuis; de School en de Gereformeerde kerk [nu Achterwei 37]

In het eerste notulenboek schrijft ds. de Haan dat het op 11 januari 1841 gekomen is tot een Hernieuwde stichting en vestiging der Christelijke Afgescheidene Gemeente te Oudega, Nijega en Opeinde in Smallingerland. Ook het Jaarboek van de Gereformeerde kerken in Nederland vermeldt deze datum als nieuwe stichtingsdatum. Het is een streekgemeente, want de omringende plaatsen kenden nog geen afscheiding. Alle kerken in de regio, met uitzondering van Suwâld, zijn van latere datum.

Op 10 februari 1841 wordt ds. Tewes Egberts de With beroepen, een leerling van ds. de Haan. Vanaf dan zijn er notulen. Deze worden in het begin door de voorganger geschreven, in die tijd aangeduid als leraar. Er komt een kerkgebouw Achterwei 37 en pastorie Achterwei 31 en deze eerste dominee wordt hier op 27 juni 1841 door ds. de Haan bevestigd. Deze zondag was des te meer een feestdag voor de jonge gemeente, omdat de intrededienst plaats vond in de nieuwe kerk aan de Achterwei. In de gevel wordt een gedenksteen nu te vinden in de zuidelijke muur van de kerk aan de Buorren 31 gemetseld met de volgende tekst:
W.R. de Boer heeft aan deez’ tempel
Den eersten steen tot een exempel
Gelegd, voor anderen tot bewijs,
Dat hij de Godsdienst stelt op prijs,
En ’t bouwen dezer Kerk,
Was P.A. Poelstra’s werk.
1841.

Uit diezelfde tijd stamt ook de gedenksteen, geschonken door de kerkenraad, die ook in de laatstgenoemde muur is aangebracht. Hierop staat:
Wie arm en ledig is,
Kom hier maar binnen treden,
Hier is een vollen disch,
Voor Christus ware leden.

 In juni 1841 kwam ook de goedkeuring van koning Willem II voor het stichten van de gemeente van Oudega, zodat van de kant van de overheid geen verdrukking of vervolging te vrezen was: immers de Nederlands Hervormde kerk was de officiële staatskerk. In de jonge gemeente moest al gauw iemand vermaand worden vanwege het verzuimen van de kerkdiensten. Uit het oudste doopboek blijkt, dat de leden van de gemeente niet alleen in Oudega, Nijega en Opeinde woonden, maar ook in Sumar, Rottevalle, Drachten, Beetsterzwaag en Boornbergum. De gemeente was dus erg uitgestrekt.

Het traktement van de predikant was erg laag. Uit oude kasboeken valt op te maken, dat er geen vast traktement werd uitgekeerd. Eerst werden de vaste kosten van de kerk betaald. Wat er overbleef was voor ds. de With.

De koster Halbe Teakema ontving in het eerste jaar een vergoeding van fl. 7,62. In 1842 ontving ds. de With fl. 345,– plus fl. 14,– voor de kosten aan turf en fl. 5,– vergoeding voor de personele belasting.
De opbrengst van de collecten voor de armen bedroeg in het eerste jaar fl. 78,26; de volgende twee jaren respectievelijk fl. 25,– en fl. 20,–. Voor de bedeling was er niet veel in kas.
Om het kerkgebouw aan de Achterwei te kunnen bekostigen, leenden ds. de With en br. Deelstra fl. 600,– van een eigenares van een winkel in Heerenveen. Hiervoor moest Deelstra zijn bezit en landerijen aan haar als onderpand geven. Deelstra († 6 november 1849) was een van de stuwende krachten in de gemeente. Het aantal gemeenteleden daalde aanzienlijk doordat er in de zomer van 1844 in Drachten een afgescheiden gemeente werd gesticht.

Ds. Hendrik Jan van Goor zorgde ervoor dat er lidmaat- en doopboeken werden aangelegd. Hij krijgt als eerste een vast traktement, namelijk fl. 400,– per jaar. Dat geld wordt bijeengebracht uit collecten, vaste bijdragen en zitplaatsengeld. Tot 1921 worden de zitplaatsen namelijk verhuurd. De tuin bij de pastorie is ook erg belangrijk voor het levensonderhoud van de dominee en zijn gezin. Als hij weggaat, zo staat genotuleerd, zullen alle boom- en aardvruchten uit de pastorietuin zijne Eerwaarde toekomen.

In de notulen van 1850 is weer te lezen: bijzondere zaken behandeld geene. Toch werd in deze periode de pastorie in gebruik genomen. Deze stond bij de kerk Achterwei 31. Voordat deze pastorie er was, hebben de predikanten waarschijnlijk gewoond in het huis aan de Sânbuorren 14.

Ds. D.P. Vlieg (º1866 – †1874) richtte de jongelingsvereniging op en was een stuwende kracht voor het Christelijk onderwijs. In zijn tijd wordt er ook een lokaal bij de kerk gebouwd, waarin de catechisaties gegeven kunnen worden. Tevens werd het kerkgebouw verbeterd. Ds. Renkema kreeg het voor elkaar dat hier een Christelijke school werd gesticht. De kerkenraad benoemde leden voor een schoolbestuur.

Het protestants-christelijk onderwijs begon hier op 24 mei 1886 in het catechisatielokaal. De school vormde tot 1915 een onderdeel van de kerk. Van de ± 860 inwoners van Oudega waren er 484 Christelijk Gereformeerd. De school telde zo’n 60 leerlingen, het was een hulpschool. Het plan bestond namelijk om samen met Opeinde en Nijega een school te stichten, maar daar is het nooit van gekomen. De eerste steen werd gelegd door J.D. de Jong in tegenwoordigheid van ds. Renkema en meester Woudsma[1]. Voor hem werd ook huis gebouwd naast de school. De school blijft hier tot 1922. Dan komt er een nieuwe school it West 12 en een nieuw huis it West 14 op it West.
De namen Pasterijereed en Skoallereed herinneren aan de situatie zoals die toen is ontstaan.

In 1906 werd er een nieuwe pastorie Buorren 33 gebouwd in het centrum van het dorp en in 1910 besluit men om daar ook een kerk te bouwen Buorren 31. Deze was groter dan de kerk aan de Achterwei.

Op 16 oktober 1910 werd de laatste kerkdienst gehouden in de kerk aan de Achterwei. De kerk werd verkocht aan de Chr. Geref. Gemeente in Drachten voor fl. 500,–. Steen voor steen werd de kerk afgebroken en met het schip naar Drachten getransporteerd en opnieuw opgebouwd op de hoek aan de Zuiderdwarsvaart – Raai.

[1] Meester Woudsma was de eerste hoofdonderwijzer die tot zijn dood in 1903 hoofd der school was.


Groot Haersma State
Locatie: einde Great Haersmawei
Huidige situatie: afgebroken in 1841

In Oudega heeft vroeger een Stins gestaan, die in bezit was van de hoofdeling van de grietenij Smallingerland. Verder is hierover niets bekend. Ook niet of deze stins de voorganger is geweest van deze State die tussen 1660 en 1668 werd gebouwd. In elk geval stond er in 1638 een Zathe, die eigendom was van het Benedictijner Nonnen-klooster te Smalle Ee. Sinds de hervorming waren de goederen van het Klooster eigendom van De Staten van Friesland. Deze besloten in 1638 enkele Zathen te verkopen.

In 1646 koopt Aulus Alle van Haersma, grietman van Smallingerland, samen met zijn vrouw Catharina van Scheltinga, een kloosterzathe met landerijen in Oudega van Gedeputeerde Staten van Friesland.
De zathe, eerder in het bezit van het Benedictijner Nonnenklooster te Smalle Ee, kreeg de naam Haersmastate en was gelegen aan de Sânbuorren, ten oosten van de Sint-Agathatsjerke.

Aulus van Haersma liet voor zijn zoon Arnoldus Arent een nieuwe state bouwen aan de Skeane Heawei, die de naam Groot Haersmastate kreeg. Waarschijnlijk heeft de bouw in de jaren 1664 en 1665 plaatsgevonden, want in de Schotanus-atlas uitgave 1664komt de State nog niet voor. Op een kaart van Bernardus Schotanus à Steringa uit 1718 staat de ligging van de nieuwe state afgebeeld. Van het huis is in 1722 door tekenaar Jacobys Stellingwerf een afbeelding gemaakt en later nog één door J. Bonga.

Deze State was een typisch 17e-eeuws gebouw, het bestond slechts uit één bouwlaag en werd gedekt door een hoog zadeldak tussen trapgevels. In het midden van de hoofdgevel bevond zich de ingang versierd met pilasters, met links en rechts ervan 3 ramen. Op het dak stonden drie schoorstenen met decoratieve korven en windwijzers. De State stond op een omgracht terrein, waarop zich naast het hoofdgebouw ook nog een schuur en enkele bijgebouwen bevonden. In de naaste omgeving van de State was veel bos en waren er brede lanen en singels met hoog gekruinde eikenbomen aangelegd.

De toegang tot de State was Van Haersma niet gehaal naar wens. De familie wilde een oprijlaan vanaf de Buorren naar de State nu Great Haersmawei realiseren, dit kon alleen wanneer de Oldegaster Hooyweg werd verlegd. Om dit te bereiken was echter wel de medewerking nodig van de boeren uit Oudega, Nijega en Opeinde, die recht van gebruik van de Oldegaster Hooyweg hadden. In oktober 1666 pleegde Arnoldus van Haersma daartoe overleg met deze eigenerfden. Hij stelde hun voor om het eerste stuk van de Hooyweg, dat begon waar toen het gebouw van de Gereformeerde Kerk stond nu Great Haersmawei 1 en schuin naar Groot Haersmastate liep, te verleggen. Men kwam hierover tot een akkoord en zo ontstond de Skeane Heawei.

Door arbeid en huwelijk steeg het vermogen dermate, dat zij door hun vele bezittingen in alle delen van Smallingerland en door de daarop gelegen stemmen, grote macht hadden. Waren er in 1640 4 stemmen in het bezit van de van Haersma’s, in 1770 waren dat er 37. Alle landerijen en boerderijen rondom hun State waren hun eigendom. Bij de State was een boomgaard, een grote keukentuin en een bosje met notenbomen. Een wandelbos tussen Dwarssingel en Buorren, een paardenwedde, een visvijver met theehuisje aan het meer de Oosterzanding. Hier was ook een haventje met boothuis van de familie.
Op de plaats waar de Skippersseal heeft gestaan Op ‘e Wâl 4, stond een grote schuur voor de paarden en de rijtuigen. Voor de schuur stonden drie huizen voor het personeel.

De familie Van Haersma was het belangrijkste geslacht in deze omgeving en speelde een grote rol in de ontginning van het land. De State is altijd in bezit gebleven van deze familie en werd daarmee feitelijk de ambtswoning van de grietmannen van Smallingerland.
Van 1625 tot 1839 zijn er achtereenvolgens 7 leden van de familie Van Haersma Grietman van Smallingerland met Oudega als hun woonplaats.

In 1819 heeft de laatste grietman van het geslacht Van Haersma in Smallingerland, Hector Livius van Haersma, een supplement gemaakt op een al eerder gemaakt testament. In dit supplement wijst hij het vruchtgebruik en de bewoning van het huis toe aan zijn dan grietman geworden kleinzoon Hector Livius van Haersma van Vierssen. In deze aanvulling schrijft hij verder nog het volgende: ‘maar alleen mij is behulpzaam geweest in mijne zuklende onredzaamheid en ouderdom’.
Bij het eerdere testament is het huis toegewezen aan Johanna Maria van Haersma, moeder van Hector Livius van Haersma van Vierssen. Na het overlijden van zijn ouders worden huis en vruchtgebruik buiten de boedelscheiding gehouden. Huis en vruchtgebruik blijven onverdeeld en massaal in bezit van de erfgenamen. Hector Livius van Haersma van Vierssen overlijdt op 21 december 1839.

Op 20 en 21 mei 1840 wordt er een boeldag gehouden en op 30 november 1840 wordt er een sterfhuisinventaris gemaakt in opdracht van mr. Binse Albarda, executeur- testamentair, statenlid en advocaat te Leeuwarden. Hierbij zijn aanwezig Jhr. mr. Jan Trip, advocaat te Groningen, voor echtgenote Catharina Gesina Haersma van Vierssen en mr. Scato Lohman, advocaat te Groningen als voogd over Wilhelmina Carolina Ferdinanda Haersma van Vierssen. In deze sterfhuisinventaris worden alle vertrekken genoemd en ook gebouwen om het huis: een losse schuur bij de wal, schiphuis, buitenhuis , houthak, wagenhuis, stal, zolderschuurkamer, klein kamertje, nieuwe keuken, knechtenkamer, kelder, keuken, turfhok, gouden lederkamer, salet, buitenkelder, gang, geele kamer, slaapkamertje, naaikamertje, kelderkamer , voorhuis, binnenkelder, zaal, studeerkamer, mevrouwkamer, binnenzolder, gevelkamer en leesbibliotheek. Dit alles omgeven door grachten, singels en een vijver in de tuin.

In 1841 wordt het huis t.o.v. notaris Jan Gelinde van Blom te Drachten door de erfgenamen verkocht voor afbraak. Het slot werd afgebroken, delen ervan werden gebruikt door Martinus Manger Cats voor de bouw van Haersma State in Drachten. Het landgoed werd in 8 percelen verkocht.

In de Leeuwarder Courant van september 1888 staat een artikel over Haersmastate te Oudega dat eindigt met de woorden: ‘Het prachtige slot is gesloopt en de trotsche lanen van hooggekruinde eiken zijn verdwenen. Een woeste, ledige plek toont de plaats dezer voormalige grootheid aan, het sieraad weleer van Oudega’. Groot Haersma State heeft maar 2 eeuwen standgehouden.
Wat rest zijn de namen: Slotsingel, Dwarssingel, Great Haersmawei, Skeane Heawei, de Bosk, maar ook de Keukentún en het Núteboskje.


Koetshuis
Locatie: Tussen Buorren 41 en 43
Huidige situatie: bestaand

Op 26 maart 1913 wordt de begrafenisvereniging De Laatste Eer opgericht. In de eerste jaren na de oprichting maakt men gebruik van een zwart geschilderde platte boerenwagen maar al na enkele jaren komt de roep om een echte lijkwagen aan te schaffen.

Op 2 december 1918 is er in het café van Baaie Hoekstra Buorren 14 een buitengewone ledenbijeenkomst. Er was tijdens een eerdere vergadering besloten om eens te kijken of er een echte rouwkoets gekocht kon worden. Bij J. Smit in Oudeschoot werd een tweedehands rouwkoets gekocht voor fl. 375,–. Een niet lid had fl. 25,– toegezegd, en andere leden brachten fl. 67,50 bij elkaar. De bode F. Wiersma ging met een lijst de leden langs en de commissieleden A. Drenth en U. Wijma zorgden voor de verdere afhandeling. Ook wordt er een mooi zwart kleed voor het paard aangeschaft.
De rouwkoets kon één keer gebruikt worden door de leden voor het vervoeren vanuit de woning naar het kerkhof. Mocht de overledene vervoerd moeten worden naar het Folksgebou of de Herberg dan moest daar apart voor betaald worden. Er werd een hoekje land aangeschaft waar een koetshuisje tussen Buorren 41 en 43 op komt waar de koets gestald kon worden.

Op 29 oktober 1929 moet er een overledene uit het ziekenhuis van Leeuwarden opgehaald worden, maar omdat het gebruik van de koets niet meer vertrouwd is, is er voor het eerst gebruik gemaakt van een lijkauto. De rouwkoets blijkt in slechte staat van onderhoud te zijn en een beetje aan de korte kant. Opknappen is het devies, maar de kosten hiervan zijn zo hoog fl. 500,– offerte firma Oosterwoud uit Franeker dat omgekeken gaat worden naar een nieuwe wagen. Dit is ook te duur, dus word er gekozen voor een opknapbeurt door de plaatselijke timmerman en schilder.

In 1939 koopt men in Drachten een andere rouwkoets, inclusief kleed, voor fl. 100,–. De oude wagen wordt gesloopt en het onderstel verkocht.
In 1953 verzoekt de plaatselijke bode om over te stappen op het gebruik van een lijkauto. Maar omdat in de omgeving van Oudega nogal veel zand- en modderpaden zijn is het gebruik van een lijkauto niet handig. Er wordt dan ook gesproken over het aanschaffen van een rijdende baar, dan zouden er minder dragers nodig zijn.

Op een buitengewone ledenvergadering zal besloten worden de lijkkoets af te schaffen, maar door een hoge opkomst van tegenstanders van afschaffing wordt dit besluit tegengehouden. In 1966 komt een lijkauto weer ter sprake. Er zijn een aantal dragers werkzaam bij de sluitende zuivelfabriek.
In 1968 komt er dan een echte lijkauto. Tijdens een vergadering in datzelfde jaar, werd door het bestuur bedacht dat de koets maar verkocht moest worden vanwege de lijkauto. De mening van de 50 aanwezige leden was verdeeld. De koets werd weer in ere hersteld en de rijdende baar wordt alleen gebruikt op het kerkhof. Vanaf 1975 wordt de koets amper meer gebruikt en wordt in principe gebruik gemaakt van een lijkauto. Verkoop van de koets gaat een stap te ver en de koets lijdt een kwijnend bestaan in het koetshuisje.

Midden jaren negentig van de 20e eeuw volgt er een restauratie, de koets wordt vanaf die tijd wat meer gebruikt. Ook nu nog wordt de koets elk jaar wel een enkele keer van stal gehaald om dienst te doen.

Het koetshuis is in 2015 gerestaureerd.


Korenmolen De Hoop
Locatie: Mounehoek 4
Huidige situatie: gedeeltelijk afgebroken, in gebruik als opslagruimte & werkplaats loonbedrijf

Al ver voor 1640 was er een molen aanwezig in Oudega. De molen maalde niet alleen voor Oudega, ook de inwoners van Nijega en Opeinde waren verplicht hun rogge of andere granen in Oudega te laten malen. Helaas zijn de gegevens van begin 18e eeuw niet meer te achterhalen, maar daarna is er redelijk nauwkeurig na te gaan welke molenaars hier in Oudega gemalen hebben.

In de 19e eeuw stond er op Mounehoek 4 een standerdmolen. Wanneer deze molen precies gebouwd is, is niet te achterhalen. Deze molen heeft dienst gedaan tot 1907 en afgebroken in 1908 nadat de opvolger, een achtkante bovenkruier met stelling, De Hoopgenaamd, gereed was. Voor de herbouw werden onderdelen van een zaagmolen uit Dokkum gebruikt. De molen werd in opdracht van Wilco Frederik Wilkens gebouwd. In 1918 liet hij een molenaarswoning op het perceel ernaast bouwen. Tijdens een zware storm in 1918/1919 werden de wieken zo ernstig beschadigd dat ook de molenas brak. Men besloot het bovenste gedeelte af te breken en over te stappen op motorische aandrijving.

Molenaars
De oudste bekende molenaar heette Andries Hendricks. In 1645 verkoopt hij de windmolen aan Albert Claases, die tot 1686 molenaar bleef. De molen bleef in de familie tot 1722. Onderzoek uitgevoerd door de samenstellers van het boek De geschiedenis van Oudega heeft niet aangetoond wie molenaar was tussen 1722 en 1738. Vanaf 1738 is Jacob Wiegers molenaar, zijn nazaten hebben later de naam van Keimpema aangenomen.
In 1804 verkoopt Antje Keimpes de rogmolen aan Gaele Rinderts voor ruim 3.000 Caroli-guldens, dit volgens het register van ontvangen consentgelden in 1804 blz. 6. Geale bleef niet lang eigenaar, hij verkocht de molen in 1805 voor 4.300 Caroli-gulden aan Jan Feikes Wouda.
Wanneer Jan Feikes de molen verkocht heeft is niet duidelijk. Hij is niet lang eigenaar geweest want in juni 1817 verkoopt weduwe Tjerk Rienks Dijkstra de molen aan Jan Hendriks Mulder. Zijn zoon Hendrik Jans blijft molenaar totdat hij de zaak in 1848 verkoopt aan zijn zwager Hillebrand Cornelis Beerlings.
Hoelang Hillebrand molenaar is gebleven en wie hem opgevolgd heeft is niet duidelijk. Wél is duidelijk dat voor 1900 de familie Wilkens uit Bunde Duitsland komt en Wilco Frederiks Wilkens eigenaar wordt. Zijn zoon Anske volgt hem op, hij overleed in 1918.

In de Molenaar van 12 april 1922 bood de weduwe A. Wilkens Jinke Douma 1888-1967 de bovenbouw, as, roeden en maalstenen van de molen te koop aan. In het nummer van 19 juli van dat jaar vroeg ze een ruwoliemotor te koop. In datzelfde nummer adverteerde ook C. Nieuwenhuijse uit Rotterdam Van Heusdestraat 3a. Hij vroeg letterlijk “Molen-afbraak, alle onderdeelen afkomstig van Graan- en Watermolens tegen zeer billijke prijzen te koop”. Het ligt voor de hand dat beide adverteerders contact hebben opgenomen en dat de molen daarop werd gesloopt.

In 1923 hertrouwde Jinke Wilkens-Douma met de fouragehandelaar Elle Geerligs. In de oorlogsjaren is er nog heel wat graan tussen de molenstenen fijn gemalen. Tal van Oudegasters en mensen uit de omgeving werden zo geholpen om het krappe oorlogsrantsoen wat aan te vullen. Na 43 jaar als veevoerhandelaar te hebben gewerkt stopt Geerligs in 1967 met zijn bedrijf. De fouragehandel werd overgenomen door Henk Herder. Het woonhuis met pakhuizen werd verkocht aan Koopmans Meelfabrieken die het in 1968 verkochten aan de familie de Vries. Sindsdien is de oude molen in gebruik voor opslag en als werkplaats voor het loonbedrijf.


Kunstmestloods
Locatie: Op ‘e Wâl 7
Huidige situatie: omgebouwd tot 4 huurwoningen

Gjalt Hanzes Welling koopt in 1923 een stuk grond tussen de Haven en de Slotsingel, genaamd De Pôlle. Destijds behoorde de grond toe aan de Great Haersmastate. In 1942 koopt zijn schoonzoon Tjitte de Vries de Pôlle. Tjitte is koopman en handelt al vanaf 1920 in kunstmest. Het gebruik van kunstmest nam toe.

Hij liet in eerste instantie de kunstmest per schip aanvoeren en in de haven had hij een mast met giek om de schepen te lossen. De kunstmest werd opgeslagen in de schuur die in 1896 door Gjalt Hanzes Welling werd gekocht en naast zijn café/winkel stond (later de Skippersseal). Zoon Kornelis laat in 1953/1954 een loods bouwen op de Pôlle [nu Op ‘e Wâl 7]. De kunstmest ging vanuit het schip in de loods en werd daar verpakt in 50 kg. zakken.

In 1958 neemt zijn zuster Trientsje met haar man Fonger Bruinsma de handel over. In 1970 raakt Fonger ziek en hij verkoopt de kunstmesthandel aan Henk Herder. De familie Bruinsma verhuurt de loods, onder andere aan melkboer Rein van der Velde. In de jaren 80 van de 20e-eeuw verkoopt mevr. Bruinsma de loods aan Klaas Wiersma. Voor het behoud van de loods werd in 2018 een rijkssubsidie verstrekt aan de toenmalige eigenaar.

In 2020 koopt Jelmer Kleinhuis de loods met als doel hier woningen in te realiseren. In het kader van Oudega aan het Water werden er voorbereidingen getroffen voor het herbestemmen van de voormalige kunstmestloods aan de haven. De nieuwe eigenaar hecht waarde aan het voortbestaan van de historische en beeldbepalende karakteristieke gebouwen in Oudega en vanuit die ideologie is het uiterlijk van de loods behouden.

In de loods werden in 2021 vier huurwoningen gerealiseerd die in eerste instantie bestemd zijn voor woningzoekenden uit het dorp. De woningen zijn duurzaam, gasloos en energieneutraal gebouwd.


Onderwijs in Oudega

School met den Bijbel – De Grûnslach
Locatie: it West 12
Huidige situatie: gebouw in gebruik als bedrijf en deels woning

Al voor 1880 werd er gesproken over het oprichten van een Christelijke school. Tot een daadwerkelijke oprichting kwam het evenwel niet. In 1884 werd een nieuwe poging ondernomen onder leiding van dominee Renkema.

Er werd een schoolcommissie opgericht en deze kreeg contact met meester Woudsma uit Middelstum. Hij wilde graag samen met de commissie werken aan de oprichting van een christelijke school in Oudega. In 1886 werd gestart in het catechisatielokaal van de Christelijk Gereformeerde Kerk aan de Achterwei. In 1891 had de school 104 leerlingen en maar één lokaal. In de jaren erna bleek dat het elke keer weer schrapen was om de begroting rond te krijgen. Christelijke scholen konden slechts bestaan door de geldelijke bijdrage van de ouders en gulle gevers. Pas rond 1895 werd er van staatswege een vergoeding verstrekt voor het onderwijs, voor Oudega was dit 200 gulden. Toch kreeg de school het voor elkaar uit te breiden, in 1902 werd de school uitgebreid met een extra lokaal voor de somma van fl. 1.900 gulden.

In oktober 1920 veranderde de regelgeving. De gelijkschakeling tussen openbaar en bijzonder onderwijs was een feit. De salarissen van de onderwijzers en de kosten voor de schoolgebouwen kwamen voor rekening van de gemeente. Omdat het oude schoolgebouw aan de Achterwei niet meer aan de eisen voldeed was dit een regeling die precies op het goede moment in werking trad. Er werd in 1922 besloten een nieuwe school te bouwen aan it West 12, voor de somma van fl. 34.993,– werd het gegund aan bouwbedrijf J. J. Baron te Drachten. De school kreeg de naam School met den Bijbel.

Met de gelijkschakeling tussen christelijk en openbaar onderwijs begint de bloeitijd van de school. In 1924 was het aantal leerlingen opgelopen tot 131. In 1936, bij het 50-jarig bestaan ,had de school 151 leerlingen. Nadat in 1938 de weg naar Eernewoude was aangelegd kwamen er nog een tiental leerlingen bij, deze leerlingen bleven tussen de middag op school. In 1939 was het leerlingenaantal al opgelopen tot 165. Dit was teveel, en als oplossing koos men ervoor om bij toerbeurt de leerlingen vrij te geven.
In december 1940 werd een lokaal van de gereformeerde kerk gehuurd, het aantal leerlingen was inmiddels 175. Na de invoering van het 8e leerjaar in 1944 waren er 202 leerlingen. In 1946 hebben er zelfs een tijdlang 226 leerlingen op school gezeten.

In 1952 werd de school uitgebreid met twee extra lokalen en in 1967 werd de school grondig verbouwd en aangepast aan de eisen van die tijd. In 1986, bij het 100 jarig jubileum kreeg de school de naam De Grûnslach.

Vooruitlopend op de verplichte samenvoeging van kleuter- en lager onderwijs besloot PCBO De Grûnslach te fuseren met kleuterschool De Beukerstins. Op 9 maart 1990 werd de eerste steen gelegd van de vernieuwde school aan de Buorren 34a. De kleuterschool De Beukerstins en De Grûnslach werden in dit gebouw samengevoegd.

Beukerstins – De Grûnslach – SWS de Diamant
Locatie: Buorren 34a
Huidige situatie: afgebroken in 2022

Na veel voorbereidingen werd op 16 december 1954 een Vereniging voor Christelijk Voorbereidend Lager Onderwijs opgericht. In de beginperiode moest gebruik worden gemaakt van noodvoorzieningen wat huisvesting betreft. Aanvankelijk kreeg men toestemming voor het bouwen van een semi-permanent gebouw, maar dit voldeed niet aan de wensen. Uiteindelijk kwam de zaak voor een permanente bouw rond. De aanbesteding vond plaats op 5 augustus 1960. De nieuwe school Buorren 34a kreeg de naam de Beukerstins en werd op 29 maart 1961 geopend door mevr. T. de Roo-Koopman, wethouder van onderwijs van de gemeente Smallingerland.

Vooruitlopend op de verplichte samenvoeging van kleuter- en lager onderwijs besloot PCBO de Grûnslach te fuseren met kleuterschool de Beukerstins. Op 9 maart 1990 werd de eerste steen gelegd van de vernieuwde school aan de Buorren 34a. De kleuterschool de Beukerstins en de Grûnslach it West 12 werden in dit gebouw samengevoegd.
In 2011 zijn er in totaal 136 kinderen op school, waarvan 63 meisjes en 73 jongens. Er zijn dan 6 lokalen.
In december 2015 besluiten het christelijke PCBO Smallingerland en het openbare OPO Furore om de christelijke en openbare scholen op termijn te laten fuseren, onder het motto: Leerlingen zijn beter af op grotere scholen. De schoolbesturen besloten dat er een samenwerkingsschool komt in Oudega onder de vlag van PCBO.

In maart 2016 fuseren PCBO de Grûnslach Buorren 34a en IBS Great Haersmaskoalle Great Haersmawei 4. De leerlingen van beide scholen werden met ingang van het nieuwe schooljaar 2016 / 2017 gehuisvest in het gebouw aan de Buorren 34a. Het gebouw werd vanwege deze fusie uitgebreid met 3 extra lokalen zodat de kinderopvang en peuterspeelzaal ook in het gebouw pasten.

Op 8 april 2016 hebben de kinderen van de leerlingenraad de naam Samenwerkingsschool SWS de Diamant onthuld aan de ouders en leerlingen van PCBO de Grûnslach en OBS Great Haersmaskoalle.
De naam, die gekozen werd uit 19 inzendingen, is bedacht door Jan Uilke de Jong. Een diamant ontstaat onder hoge druk en warmte in de aarde. De steen is zwart en dof voordat hij geslepen is. Niemand ziet dat onder het slijpsel een schitterende edelsteen zit. Eenmaal ontwikkeld is het een transparante steen die schittert, sprankelt en straalt. De facetten weerspiegelen het licht in alle kleuren van de regenboog.

De leerlingen werden op maandag 29 augustus 2016 welkom geheten op de nieuwe samenwerkingsschool. Vrijwel direct hierna zijn de voorbereidingen begonnen voor de bouw van een nieuwe school.
Uiteindelijk is gekozen voor de locatie waar de tennisvereniging de Kreilen was gevestigd toen Buorren 34b, nu Buorren 34f.

Op woensdag 13 juli 2022 namen leerlingen en leerkrachten op ludieke wijze afscheid van het schoolgebouw aan de Buorren 34a. Alle kinderen, van peuters tot groep 8, maakten er een kleurrijk afscheid van: alle binnenmuren werden in bonte kleuren op een prachtige manier beschilderd.
Aansluitend was het tijd de school te verlaten. Het gebouw werd officieel gesloten door oud-directeur Oeds Zanstra en oud-leerling Fokje Kooistra. Beiden hebben destijds het gebouw van de toenmalige de Grûnslach ook officieel geopend. Een en ander werd feestelijk omlijst met muziek van een afvaardiging van de fanfarekorpsen uit Oudega.

Het gebouw aan de Buorren 34a werd in september / oktober 2022 gesloopt om plaats te kunnen maken voor de bouw van nieuwe woningen.

Openbare Lagere School
Locatie: Buorren 39a
Huidige situatie: in gebruik als woning

Al in 1581 was in Oudega een school, deze stond honderd meter westelijker tussen ± Buorren 43 – 47.
Eerste schoolmeester was toen Sitse Roelffs, zijn taak was ‘schoelmester en leert bij provisie de kinder’.

In 1580 verordonneerde de in die tijd autonome Friese overheid dat de Roomse kerken en scholen werden geconfisqueerd en aan de hervormden werden gegeven. De overheid gaf het kerkelijk bestel order om, onder supervisie van de overheid, te zorgen voor christelijk onderwijs. Zo ontstonden overal in Friesland scholen waarin onderwijs op calvinistische geest werd gegeven. Of er voor 1581 een school in Oudega was is niet te bewijzen, maar de kans is zeker aanwezig dat al ruim voor die tijd een school in Oudega stond. Sinds de Franse tijd 1795-1813 trok de overheid in Den Haag de teugels strakker aan.

Het onderscheid tussen Openbaar en Bijzonder onderwijs werd voor het eerst gemaakt in de schoolwet van 1801. Voor die tijd was alle onderwijs christelijk, de benaming bijzondere lagere school klopt dan ook niet. Een openbare school zou eigenlijk bijzondere school geheten moeten hebben in plaats van andersom.

In 1817 kreeg Oudega een nieuwe school en in 1866 werd de nieuwe school gebouwd aan de Buorren 39a. De bouw van de school werd gegund aan bouwbedrijf Joh. H. Kant uit Ureterp voor de somma van
fl. 4.518,–.
In 1920 vraagt het gemeentebestuur aan de inspecteur voor de lichamelijke opvoeding om er een lokaal bij te bouwen wegens toename van het aantal leerlingen. Een gymnastieklokaal zou dan ook wenselijk zijn, de kinderen van de bijzondere lagere school kunnen daar dan ook gebruik van maken.

Op 15 januari 1921 had de school 101 leerlingen. Er is geen bezwaar om een vierde leerkracht te benoemen en een nieuw lokaal erbij. In 1949 wordt besloten om de vaste onder ramen te vervangen voor beweegbare ramen.
In de loop der jaren daalt het aantal leerlingen, één van de lokalen wordt in 1952 gebruikt voor de kleuters, en een ander lokaal wordt door beide scholen gebruikt als gymnastieklokaal.
De school bleef aan de Buorren tot de bouw van de nieuwe school aan de Great Haersmawei 4 geopend werd op 1 maart 1956. Hierna werd een lokaal verbouwd tot gymnastieklokaal, het andere lokaal werd vanaf januari 1955 gebruikt door de kleuterschool. Met de opening van de Beukerstins in maart 1961 vertrokken de kleuters naar de overkant van de straat Buorren 34a. Al in 1967 blijkt de nieuwe kleuterschool te klein en komen de kleuters weer terug. Na de bouw van een tweede lokaal in 1976 vertrekken de kleuters voorgoed. Hiermee komt een einde aan het onderwijs op deze locatie na 90 jaar.

In 1981 vindt er en verbouwing plaats voor woonruimte en in 1985 begint hier een drukkerij. In 2005 wordt het gebouw verkocht en werd het gebruikt voor kinderopvang. De kinderopvang verhuisde naar de overkant van de straat Buorren 34a en werd onderdeel van de lagere school.
Hierna is het gebouw alleen in gebruik als woonfunctie met de mogelijkheid voor 2 woningen.

Great Haersmaskoalle
Locatie: Great Haersmawei 4
Huidige situatie: woon-zorglocatie met 9 appartementen

In 1955 wordt hier een nieuwe openbare school gebouwd met drie leslokalen en een handenarbeidlokaal.
De aannemer is J.T. van Manen uit Oudega. De school wordt geopend op 1 maart 1956. De openbare lagere school bleef aan de Buorren 39a tot de bouw van de nieuwe school.

Op de plaats waar de Great Haersmaskoalle is gebouwd was eerder een speelveld. De scholen gebruikten het bij mooi weer om met de kinderen buiten spelletjes te doen. Ook was er een zandbak, hier wordt ook na schooltijd veel gebruik van gemaakt door kinderen uit de buurt.
Hoofd van de school is dan Jan Dijkstra, hij woonde in een nieuw huis naast de school. Na Dijkstra komt in 1966 Bonne Bus, in april 1997 neemt Bus afscheid van het onderwijs. Daarna wordt Michiel de Wal directeur en vervolgens Frits Adema.

In het zelfde schoolgebouw zat de Stichting bijzonder neutrale kleuterschool, de tweede kleuterschool in Oudega. Met de verplichte samenvoeging van scholen in 1984 fuseren deze twee scholen, net als bij de christelijke tegenhanger aan de Buorren. In 2002 blijkt de oude school niet meer te voldoen aan de huidige eisen en wordt besloten een nieuwe school te bouwen op het naastgelegen terrein.

Vanaf het schooljaar 2016/2017 sluit de school en gaan de openbare school Great Haersmaskoalle en de christelijke school De Grûnslach verder als samenwerkingsschool De Diamant in het gebouw van de De Grûnslach aan de Buorren 34a. Hiermee komt een einde aan meer dan 130 jaar onderwijs tussen verschillende gezindtes.

De eigenaren van Tierelantuintje kopen in 2017 het gebouw en bouwen het om tot een locatie met 8 appartementen voor wonen met zorg en dagbesteding voor mensen met een beperking. Het krijgt de naam Tierelanthuis. De gevolgen van de Corona pandemie zorgen ervoor dat het bedrijf niet kan worden voortgezet.

In 2020 neemt Hof van Arcadia het gebouw over en bouwt het om tot een locatie met 12 appartementen voor mensen met een verstandelijke beperking, psychische problematiek of die om een andere reden niet deel kunnen nemen aan het reguliere arbeidsproces en een grote mate van zelfredzaamheid hebben. Fysieke beperkingen hoeven geen beletsel te zijn.

De locatie krijgt de naam De âlde skoalle. In 2022/2023 zijn er ook tijdelijk vluchtelingen uit Oekraïne woonachtig.


Smederij Welling
Locatie: Buorren 18
Huidige situatie: bestaand, nu eetcafé en cafetaria

Achtereenvolgens waren hier 6 generaties Welling werkzaam als smid.
1780 – 1830:     Wytze Jans [in 1812 de naam Welling als familienaam aangenomen]
1830 – 1860:    Alle Wytzes Welling
1860 – 1877:    Jan Alles Welling
1877 – 1921:    Alle Jans Welling
1921 – 1961:    Jan Alles Welling
1961 – 1993:    Alle Jans Welling Dit was de laatste smid van het geslacht Welling. Tezamen met zijn zuster beheerde hij dit oude familiebedrijf. In zijn vrije tijd maakt hij sier-smeedwerk. De smederij wordt opgeheven en de inventaris wordt geschonken aan het Kameleondorp in Terherne.

De gemeente Smallingerland had planologische medewerking verleend aan de vestiging van een café met cafetaria in het leegstaande pand. Een groot aantal omwonenden vond het onbegrijpelijk dat de gemeente geen overleg gepleegd had met de direct betrokkenen. Ze vonden dat een dergelijke uitgaansgelegenheid niet paste op die plek. De aankondiging dat er een café/cafetaria in de oude smederij zou komen sloeg in als een bom. De boosheid werd nog groter door de handelwijze van de gemeente. Met de omwonenden was geen overleg gepleegd, alleen met Doarpsbelang die in principe niet tegen bedrijvigheid in het pand was. Er werden 30 bezwaarschriften ingediend, maar de aangedragen redenen waren voor de gemeente geen aanleiding het besluit te wijzigen. De kritiek van de omwonenden betrof vooral de vestiging van een nieuwe horecagelegenheid op deze plek. Een meerderheid van de gemeenteraad steunde het voorstel om planologische medewerking te verlenen aan de vestiging van het café met snackbar.

De oude smederij met woning en winkel werden grondig verbouwd en geschikt gemaakt voor de nieuwe functie. Sinds 1996 café/snackbar De Smidterij.


Stille kroeg van Baaie
Locatie: Buorren 12 & 14
Huidige situatie: bestaand, 2 woningen

Op Buorren 12 werd in 1854 Baukje (Baaie) Hoekstra geboren, dochter van Johannes Eades Hoekstra en Gepke Meinderts Deelstra. Haar ouders zijn herbergier, boer en verkopen kachelhout. Het woongedeelte is op nummer 12 met daarachter de boerderij en het café gedeelte op nr. 14.

Baaie Hoekstra neemt in 1880 het café en boerderij over van haar ouders Johannes Eadus Hoekstra en Gepke Meinderts Deelstra die hier al vanaf 1854 een café hadden. Baaie bleef ongehuwd maar had wel een zoon Johannes. (Geboren op 25 september 1881 – † 24 januari 1942 – vader onbekend). Zij stopte met de verkoop van kachelhout en begon een winkeltje waar de klanten aan de achterzijde naar binnen gingen. Baaie en haar zoon wonen overdag in het café (de jachtweide of taapkeamer), zij staat er om bekend klanten te lokken met de woorden: “Kom maar binnen, jullie hoeven niks te gebruiken maar de kachel is aan, het is hier lekker warm”.

Tegenover haar woonde haar oudste zuster Attsje, getrouwd met Adolf Jans Mulder die in 1855 eigenaar werd van Buorren 11: het Rechthuis met café, bakkerij en veestalling. Toen haar zoon oud genoeg was nam hij de boerderij functie over.
Baaie was vriendelijk maar afgunstig. Zo kon zij het niet hebben dat klanten de herberg aan de overkant bezochten en kon het niet laten om daarover minachtend te spreken. Met het verstrijken van de jaren werd het minder gezellig in de herberg. Zij kon het werk niet meer aan en het café werd smoezelig. Toen zij op haar oude dag struikelde en viel en haar heup had gebroken was het gedaan met haar werkzame leven en werd zij tot haar dood verzorgd door Janke en Marte Poelstra aan de Great Haersmawei. Baaie bleek arm te zijn en de armvoogdij moest haar kostgeld betalen. Baaie had andere tijden gekend, wanneer iemand een briefje van 100 gulden moest wisselen voor kleingeld kon dat bij Baaie!

In 1932 moest Baaie haar café verkopen, het werd publiekelijk gekocht door Douwe Kramer voor collega caféhouder Wietze Mulder (Buorren 11). Dit betekende het einde van het café. In eerste instantie wordt het pand verhuurt aan Lammert Jelsma die er tot 1936 zijn levensmiddelenbedrijf had. Toen hij naar de overkant (Buorren 13) ging verhuizen is het pand opgesplitst, en is nog jaren in gebruik geweest als dubbele woning. Later is dit één woning geworden.

De armvoogdij zorgde ervoor dat haar zoon werd geplaatst bij een gezin in Houtigehage, hiervoor moest hij zijn aandeel in it Stjerfintsje verkopen aan bakker Hylke Kylstra die de andere helft bezat.


Turfschuur
Locatie: Slotsingel 24
Huidige situatie: bestaand

Deze turfschuur was een van de laatste gebouwen in Smallingerland met die functie. De schuur is in opdracht van Willem de Vries gebouwd. Hij was turfschipper en had een schip (waarschijnlijk een skûtsje) waarmee hij in het begin van de 20e-eeuw regelmatig door de 3 noordelijke provincies voer om zijn handel op te halen.

Het schip van Willem had eerst geen motor, alles ging op windkracht. Was er geen of te weinig wind dan zat er niets anders op dan te wachten tot er wind kwam, of zelf gaan jagen.

De originele blauwdruk van de turfschuur, getekend door de tekenaar van bouwbedrijf van Maanen te Oudega, laat zien dat er eerst alleen sprake is geweest van een hoofdgebouw.

Later is aan de rechterzijkant een hok bijgebouwd waar de lange bakkersturven werden bewaard.
Het bijgebouw is zo gebouwd dat de wind vrij spel had waardoor de bakkersturven nog beter konden drogen. In de oude turfschuur ligt op de hanenbalken het turf- en kolenstof nog steeds centimeters hoog.

In de turfschuur is nog turf aanwezig en deze stammen uit de jaren vijftig van de 20e-eeuw. In het skûtsjejier 2013 hebben deze turven nog dienst gedaan als lading bij de turfrace. Turf werd gemaakt via natte of droge vervening. Door het weggegraven veen ontstonden grote trekgaten of petgaten.
Op de Wolwarren zijn deze nog te vinden.


Zuivelfabriek De Hoop
Locatie: Fabruskwei 13
Huidige situatie: afgebroken in 2020

Zuivelfabriek De Hoop, 1951

In januari 1900 komen een aantal boeren bij elkaar in de herberg van Hendrik Mulder. Ze komen overeen om te proberen hun gezamenlijke hoeveelheid melk bij inschrijving te verkopen aan de omliggende fabrieken om zo een hogere melkprijs te krijgen. Deze opzet mislukt, betrokken fabrieken geven te kennen hieraan niet mee te willen werken. De gevormde commissie gaat niet bij de pakken neerzitten, tijdens een tweede vergadering worden spijkers met koppen geslagen, diezelfde avond nog wordt een huis met erf en grond gekocht. Op 16 maart 1900 wordt de akte van oprichting getekend van de Coöperatie Zuivelvereeniging de Hoop met als eerste directeur H. Kiers. Er melden zich 45 leden, samen hebben zij 250 melkkoeien.

Het eerste jaar wordt alles met handkracht gedaan, maar al in november 1901 wordt er een stoommachine aangeschaft. In 1909, 1911 en 1913 volgen er nieuwe verbeteringen. Maar het blijft moeilijk door de te geringe melkaanvoer. In 1916 wordt advies ingewonnen bij de overkoepelende vereniging. Het advies luidt dat men beter kan fuseren met de omliggende fabrieken. Aangezien binnen afzienbare tijd de Ooster- en Westerzanding ingepolderd zullen worden alsook de Maadlanden van Eernewoude besluit men om toch door te zetten. In 1921 worden alle fabrieksruimten vergroot en gaat men over op elektriciteit.

In het boekjaar 1939-1940 is de aanvoer gestegen tot meer dan 5.000.000 kg. melk per jaar.
Na de oorlog volgen nog enkele verbouwingen en al het koperwerk wordt vervangen door roestvrij staal.
Deze coöperatieve stoomzuivelfabriek groeit onstuimig, maar blijft in verhouding één van de kleinste zuivelfabrieken van Friesland.

In 1966 besluit men tot een fusie met zuivelfabriek de Eendracht in Opeinde. Het centrum van Oudega verandert dan van karakter. Geen werknemers meer circa 20, geen melkrijders meer, geen aan­ en afvoer voor de zuivelfabriek door schepen.

In 1966 wordt de voormalige zuivelfabriek in café Van der Meer verkocht. Uiteindelijk koopt de Gereformeerde Kerk het gebouw. Het is ook noodzaak, daar er tot dan toe vergaderd wordt in het Gebouke aan het Reedsje Great Haersmawei 1. Dat gebouw is veel te klein voor de groeiende kerk.
Er werd een bouwploeg geformeerd en met groot enthousiasme werd er in het gebouw gesloopt en gebouwd. Een zware compressor deed het breekwerk. Een flinke ploeg vrijwilligers was dan op zaterdag, onder soms flinke belangstelling aan het werk. Onder leiding van een bouwcommissie werden de werkzaamheden ter hand genomen. De bestaande ruimtes werden zoveel mogelijk gebruikt en heringericht. De grote ‘pikelbakken’ moesten er uit gesloopt worden, zodat uiteindelijk de grote zaal ontstond. Daarna werden de vloeren nog geëgaliseerd.

Ook de jeugd deed mee, want zij zagen graag een ruimte met een bar. Intussen waren er tal van activiteiten in de gemeente die geld hiervoor in het laatje brachten. Na een jaar werkzaamheden kwamen de letters it Miensker op de gevel en werd het vergadercentrum geopend door Hendrik Algra, hoofdredacteur van het Friesch Dagblad.
Een huishoudelijke dienst werd samengesteld en Andries de Jong, de koster van de Gereformeerde Kerk werd tevens beheerder van it Miensker. Na een tijdje nam de familie Lindeboom het beheerdersschap over. Zij volgden cursussen o.a. voor de horeca in dorpshuizen en wisten, samen met de vrijwilligers, er een goed lopend bedrijf van te maken. Alle ruimten werden benut en tal van kerkelijke verenigingen, maar ook de CBTB en een biljartclub vonden er onderdak. Wilde je een vergadering plannen, dan moest je dat wel op tijd doen, anders waren de vergaderruimten bezet. Het was er altijd een drukte van belang. Het vergadercentrum genereerde nogal wat inkomsten.
De bar, die elke avond open was tot 23.00 uur en vrijdagavond tot ongeveer 2.00 uur, trok altijd veel publiek en leverde veel omzet. Ook de grote zaal werd veelvuldig gebruikt. Ze was uniek in de regio wat grootte betreft en trok tal van activiteiten. Ongeveer 350 mensen konden in bioscoopopstelling een plek krijgen. Van heinde en ver kwamen er mensen. Er waren weken dat er twee à drie bruiloften plaats vonden. Het vergde het uiterste van de mensen van de huishoudelijke dienst. Dankzij een puike organisatie en een goed draaiende keuken kon men de menigte bedienen. Als het personeel aan het einde van een bruiloft het ‘Dankt, dankt nu allen God‘, zong, keek men elkaar blij aan. Het was weer een goede avond geweest. Na zo’n drukke avond werd alles opgeruimd en was er tijd voor de nazit, dan kwam het eerste biertje en wat warms op tafel. En zo werd het soms toch nog laat. Ook werden er regelmatig begrafenissen gehouden, eerst alleen het koffiedrinken na afloop, later ook de diensten.

Ook de bar trok veel gasten, zeker ook na een vergadering. De kerkelijke gemeente voer er wel bij. Het runnen van een horecabedrijf was echter niet eenvoudig en op kerkenraadsvergaderingen stond het regelmatig op de agenda. Soms vond er overlast plaats of was er een gemeentelid die zijn/haar zorgen kenbaar maakte of in het midden van de nacht de zoon of dochter ophaalde. Op een gegeven moment besloot men een bestuur voor it Miensker in leven te roepen, die het toezicht verzorgde. In een klein kamertje met de naam de Eik, hield een aantal bestuursleden zitting.

Behalve de kerkelijke verenigingen, hielden ook het Groene Kruis en de bibliotheek in it Miensker zitting. Daarnaast waren er ook eenmalige evenementen die veel publiek trokken. Toneelavonden, Recreosto met de haven vol boten, de Mivero-avonden en de Agrarica als afsluiting van de ruilverkaveling, waarbij een toneelploeg avond aan avond volle zalen trok. En vergeet niet 100 jaar christelijke school en 900 jaar Oudega. Tijdens de verbouwing van de Gereformeerde Kerk kwam men ’s zondags in it Miensker samen.

Na de familie Lindeboom, die it Miensker 23 jaar runde, werd de familie Mulder het nieuwe beheerderechtpaar. De laatste jaren van haar bestaan als vergadercentrum draaide it Miensker financieel moeizaam, de inkomsten liepen terug. Overal in de regio verschenen grote zalen. De Gereformeerde Kerk besloot op een gemeenteavond, toen de inkomstenbron opdroogde en er misschien geld bij moest, er een punt achter te zetten. Voor een aantal mensen een emotioneel moment. Het gebouw werd verkocht, gaat een aantal keren in andere handen over en raakte na 2000 ernstig in verval.

In 2018 kocht de gemeente Smallingerland het totaal verpauperde pand van projectontwikkelaar Credo Integrale Planontwikkeling BV uit Oosterbeek. Samen met een werkgroep uit het dorp, en in samenwerking met gemeente en provincie, werden plannen gemaakt om het terrein geschikt te maken voor de bouw van een appartementencomplex in het kader van het project Oudega aan het Water.

De voormalige zuivelfabriek de Hoop / it Miensker is eind oktober 2020 gesloopt. Talloze mensen hebben tijdens de sloopwerkzaamheden even een kijkje genomen en achter de hekken herinneringen uitgewisseld. Zuivelfabriek de Hoop zorgde decennialang voor economische en sociale bedrijvigheid in het dorp, it Miensker nam ook jarenlang die positie in.

Beide zijn verleden tijd.