Melkveehouderijen

Van oudsher woonden in Oudega overwegend boeren met een gemengd bedrijf, de nadruk viel op de verbouw van rogge. Rogge was, tot ± de 19e eeuw, de belangrijkste bouwvrucht in deze streken. Gebruikelijk was het drieslagstelsel: op één en hetzelfde perceel werd twee jaar achtereen rogge verbouwd, dan een jaar niet bebouwen wel mesten en ploegen, soms bebouwd met boekweit of haver om dan weer van voren af aan te beginnen.

De aanwezigheid van hooilanden geven aan dat deze boeren ook vee hielden. De nadruk viel echter op het bouwland dat het dichtst bij de boerderij lag, de meeste zorg kreeg en vrijwel alle mest, waarvoor de koeien en schapen in hoofdzaak werden gehouden. Paardenmest werd niet gebruikt, paarden waren vooral nodig voor hun pk’s voor het ploegen en eggen van het bouwland, voor plaggenrijden en voor hooitransport langs de hooiwegen. Een potstal[1] was niet gebruikelijk, jarre en dong werden van oudsher goeddeels gescheiden.
In Oudega hadden de boerderijen minder het karakter van langgerekte uitgangen doordat het landschap al vrij dicht bij huis meer door hoog en laag, zand, veen en water werden bepaald. Daardoor kwamen de onverkavelde meenscharren uiteinden van afzonderlijke kavelswaar, voor zover het veld het toeliet, schapen, koeien en jongvee liep van alle boeren hier meer voor zoals de Tsjollen, de Dykfinne en de landen tussen het Mosseldal en de Smûger. Het vormde ook een goed landschap voor de nevenvorm van de jacht: de eendenvangst. Er zijn rondom Oudega zeker 8 Vogelkoyen geweest, maar ze waren halverwege de 19e eeuw buiten bedrijf, de veehouderij was voor de kooiboeren belangrijker.
In de 19e eeuw ging men langzamerhand over naar alleen veeteelt.

De Bakbrogge[2] publiceerde tussen juni 1995 t/m december 1999 in 29 afleveringen een overzicht van de boerderijen en hun bewoners, beschreven door Jan Binnes van der Wal[3]. Al deze afleveringen werden door Hennie de Jong & Sijtze Bruinsma samengesteld in het in 2002 uitgekomen boek Waar de Oudegaaster boeren woonden van ± 1900 tot 2000. Overduidelijk bleek hoe belangrijk de veeteelt toen was voor Oudega, inpolderingen hadden tot gevolg dat er nieuwe boerderijen werden gebouwd. De overheid gaf veel geld uit om de positie van kleine boeren en arbeiders te verbeteren. Ruilverkaveling, ontwikkelings- en saneringsfondsen zorgden niet alleen voor nieuwe boerderijen maar ook voor het verdwijnen van veel vaak te kleine boerderijen. Veel eigenaren wisselden van boerderij in de jaren 1960 – 1970. Oudega kwam in het Blauwe zone gebied te liggen en weer moesten er boerderijen verdwijnen voor natuurbeheer.

Al vrij vroeg waren er ook niet-boeren maar ook die gebruikten land, gebruikelijk was wel dat men 1 tot een paar koeien had. Er was veel eerder een bakker dan een slager. Bij de bakker sloegen de boeren de rogge nadat die gemalen was voor een deel op om dan steeds naar behoefte brood te halen tegen bakloon. Er waren veel kleine bedrijven in Oudega, lees hier over in het boek van Henk Herder: Efkes neiprate, over de middenstanders van Oudega vanaf de vijftiger jaren van de 20e eeuw.

In 2024 zijn er nog 14 melkveehouderijen in bedrijf. Deze ondernemers staan voor enorme uitdagingen door de vele wetgeving vanuit landelijk en Europees beleid, o.a. meer grondgebondenheid; minder ammoniakemissie; waterkwaliteit m.b.t. nitraatuitspoeling; zonneweides voor duurzame energie; minder broeikasgassen; biodiversiteit en waterpeil omhoog bij veen.

  • Eastersânning 26
  • Goudtsjepoel 1
  • Hegewarren 21
  • de Koai 3a
  • Mounehoek 2
  • Opperbuorren-East 1a
  • Opperbuorren-East 9
  • Opperbuorren-West 2
  • Opperbuorren West 5
  • Sânbuorren 42
  • Skeane Heawei 15
  • Sytebuorren 2
  • Utein 34
  • Westersânning 1

[1] Een potstal is een stal waarin de mest wordt opgepot. Op gezette tijden wordt de mest bedekt met een nieuwe laag strooisel. Door deze manier van werken komt het vee steeds hoger te staan. Als het mengsel van mest en stro een bepaalde hoogte heeft bereikt, wordt de stal geleegd. De ondertussen goed aangestampte en gerijpte mest wordt verspreid over de akkers. Dit systeem van bemesting wordt wel een potstalcultuur genoemd.

[2] De Bakbrogge was de dorpskrant van Oudega, die 6 tot 7 keer per jaar verscheen in de periode van 1992 t/m 2018.

[3] Jan Binnes van der Wal geboren in 1911 groeide op aan de Opperbuorren West 5, op boerderij Nieuw Agronomielust. Hij is hier niet geboren maar in de oude boerderij die voor de huidige boerderij stond met het woongedeelte naar het zuiden. Jan Binnes overleed op 11 mei 2007, al zijn bezittingen liet hij na aan de Feriening foar Doarpsbelang Aldegea onder voorwaarde dat de door hem gemaakte miniaturen permanent tentoongesteld en bezichtigd kunnen worden.